Jaarverslag 2016

Inleiding
In deze beleidsparagraaf wordt inzicht gegeven in het verloop van de investeringen in 2016 en 2017 en de gevolgen daarvan voor 2018-2020. Deze paragraaf wordt steeds bij de begroting cq. jaarrekening geactualiseerd en geeft daarmee een voortschrijdend inzicht in het verloop van de investeringen.
Het gaat om de investeringen exclusief de investering in de grondexploitaties.

De investeringen worden in deze paragraaf integraal in beeld gebracht waarbij de toe- en afname van de investeringsomvang, het verloop in jaarschijven, de verhouding eigen middelen/derden etc. inzichtelijk wordt gemaakt .
Tevens gaan we in deze paragraaf in op het Stadsontwikkelfonds en besteden wij aandacht aan het EMU-saldo en de wet HOF.

De investeringen zijn onderverdeeld in:

  1. Voorgenomen projecten waarvoor middelen zijn gereserveerd, maar waarover nog besluitvorming moet plaats vinden in de loop van 2017 of later (inclusief nog vrije middelen t.b.v bestedingsvoornemens in reserves)
  2. Lopende projecten waarover  t/m december 2016 besluitvorming heeft plaats gevonden
  3. Vervangingsinvesteringen.

A: Voorgenomen projecten PPN waarvoor nog besluitvorming (raadsbesluit) plaats moet vinden:

Voorgenomen investeringen PPN (investeringsbedrag)

Gemeentelijke investering 2017

Resterend 2018 – 2020

Externe middelen

Totaal

Go / no go moment

Binnenstad (1)

600.000

600.000

2017

Spoorzone (2)

3.500.000

ja

950.000

2017

Campus Windesheim looproute (3)

445.000

445.000

n.t.b.

Extra impuls sociale woningbouw(4)

1.000.000

1.000.000

2017

In de PPN 2018-2021 zijn diverse investeringsprojecten opgenomen, die na besluitvorming, vanaf de begroting 2018 in de beleidsparagraaf investeringen worden opgenomen

Toelichting op de voorgenomen investeringen

  1. Binnenstad
    Bij de perspectiefnota 2017-2020 hebben wij binnen de reserve incidentele bestedingen € 2 mln. geoormerkt voor de binnenstad. Hiervan wordt € 400.000 in 2017 benut voor het aantrekken van een binnenstadmanager en voor capaciteit voor begeleiding van initiatieven (cofinanciering) en uitwerking van visies en programma’s.(zie bestedingsvoorstel) In de loop van 2017 presenteren wij de strategische agenda binnenstad. Daarin worden voorstellen gedaan voor de resterende € 600.000 voor de jaarschijf 2017. De resterende € 1 mln. maakt onderdeel van het investeringsprogramma zoals opgenomen in de PPN 2018-2021.
  2. Spoorzone
    Bij de PPN 2017-2020 hebben we aangegeven dat er twee ontwikkelingen zijn (fietsparkeren en gebiedsontwikkeling) die in 2016/2017 om een investeringsbesluit vragen.  Over de gebiedsontwikkeling is inmiddels een raadsbesluit genomen. Het fietsparkeren vraagt naar verwachting een extra investering van € 3,5 mln. De investering kan worden gefinancierd uit het beschikbare gestelde jaarlijkse budget voor Spoorzone. Naar verwachting zal medio 2017 een bestedingsvoorstel aan de raad worden voorgelegd. Over de verdere voortgang van het project Spoorzone verwijzen wij u naar voortgangsrapportage van de projecten, waarin tevens de voortgangsrapportage van de bestuursovereenkomst Spoorzone is opgenomen.
  3. Looproute Campus-Windesheim:

Bij de berap 2016/1 is het budget teruggebracht naar € 445.000. In afwachting van verdere uitwerking
houden we dit bedrag in reserve. De Hogeschool Windesheim ontwikkelt een masterplan vastgoed
waarin ook de mogelijkheden van huisvesting in Hanzeland worden bezien. Indien de plannen
bijdragen aan de gebiedsontwikkeling Hanzeland dan zullen wij beoordelen of cofinanciering uit het
stadsontwikkelfonds wenselijk is.

  1. Extra impuls sociale woningbouw
    Bij de PPN 2017-2020 is besloten een stelpost van € 1mln. binnen de reserve meerjarige investeringen voor de extra impuls sociale woningbouw. Daarbij is aangegeven dat we:
  • Deze stelpost binnen het traject “Extra impuls sociale woningbouw” willen benutten ter dekking van eventuele gemeentelijke financiële bijdragen ten behoeve van projecten met een onderscheidend en/of innovatief karakter (definitie en voorwaarden nader te bepalen) of die projecten die in belangrijke mate bijdragen aan oplossing van het huisvestingsvraagstuk in de stad. Met inzet van het budget lossen we knelpunten
  • Per project naast een go/no go besluit door college een afweging maken voor een eventuele financiële bijdrage op basis van vooraf benoemde voorwaarden. Daarnaast gaan we in overleg met de provincie en HMO om mogelijke bijdragen vanuit deze partijen (cofinanciering) te bespreken. Tot slot maken we, waar mogelijk, gebruik van de subsidieregeling vanuit het Rijk inzake huisvesting Statushouders. Wij werken aan een informatienota voor de raad die eind 2016 wordt gepresenteerd. In de nota wordt informatie verschaft over de volgende zaken: welke locaties worden ontwikkeld, hoeveel woningen (welke categorie), welke kosten en welke gemeentelijke bijdrage per locatie en hoe de communicatie (met buurt en betrokkenen). Met betrekking tot de verschillende, toekomstige projecten is de afspraak dat college de gemeenteraad informeert over deze projecten op de geijkte momenten binnen de reguliere beleidscyclus.

B: Lopende projecten:
Onder deze categorie vallen de investeringskredieten (exclusief de grondexploitaties) waarover de raad al een besluit heeft genomen. Deze projecten worden gestart of zijn al in uitvoering. De investeringen vinden gefaseerd over meerdere jaren plaats in zogenoemde jaarschijven.
Per 31/12/2015 staat er in totaal € 216,1 mln. aan restantkredieten uit. Dit saldo is gedurende 2016 aangevuld met nieuwe kredieten van genomen raadsbesluiten (€ 29,0 mln.) voor o.a. de volgende grote investeringen: Binnenstad, N35 fietsbrug, versnellingsactie sociale huur, Diezerstraat 80-82, ICT etc. Dit geeft een investeringsruimte in 2016 van € 245,1 mln.. In 2016 waren de werkelijke investeringsuitgaven € 66,5 mln. en is voor € 3,3 mln. aan lopende kredieten afgesloten. Per saldo resteert per 31/12/2016 € 175,3 mln. aan restantkredieten.
De investeringsuitgaven waren voor 2016 (bij de begrotingsopstelling per 1-7) geraamd op € 115 mln. In werkelijkheid is € 66,5 mln. uitgegeven. De lagere uitgaven zijn vooral het gevolg van het in de tijd doorschuiven van een aantal grote projecten.
De financiering van de restantkredieten ad € 175,3 bestaat voor € 85,6 mln. uit reserveonttrekkingen, € 27,4 uit bijdragen van derden en € 62,3 wordt geactiveerd en via jaarlijkse rente en afschrijving binnen de programma’s gedekt.
In de toelichting op de programma’s wordt een specificatie en toelichting gegeven op de resterende en nieuwe kredieten.

Relevante ontwikkelingen lopende projecten:
Hieronder wordt een aantal specifieke projecten toegelicht in verband met het wijzigen van de projectopzet cq. nieuwe ontwikkelingen. De voortgang cq. afwijkingen op projecten worden eveneens toegelicht in de voortgangsrapportage projecten ( http://bit.ly/PnCQSY ) en de Beleidsrapportage 1 2016.
Voortgang investeringsbesluit Spoorzone:
Aan de hand van de rapportage “Stad en Spoor verbonden” van 9 april 2013, die wordt gedragen door de samenwerkingspartners provincie Overijssel, NS Stations en ProRail, is het Investeringsvoorstel Spoorzone opgesteld. Hierover heeft de gemeenteraad op 30 september 2013 een besluit genomen en daarbij een krediet van € 100,6 beschikbaar gesteld. Deze investering wordt gedekt door bijdragen van: de provincie Overijssel van € 45 mln, de gemeente van € 45 mln, het ministerie van I&M van € 8,4 mln (fietsparkeren) en derden van € 2,2 mln. De gemeentelijke bijdrage wordt gedekt door vanaf 2015 structureel € 3 mln. per jaar uit te trekken.
De investeringsvoorstellen worden gefaseerd voorgelegd aan de raad. Per planelement zal op basis van een programma met kostenraming en risicoberekening een kredietvoorstel worden gedaan.
Overeenkomstig de motie van 30 september 2013 over de projectbeheersing, aangenomen bij behandeling van de krediet aanvraag van de Spoorzone, zal voor het project Spoorzone een aparte verantwoording via voortgangsrapportages plaatsvinden. De raad heeft op 10 maart 2014 kennis genomen van het integrale plan van aanpak en de wijze van uitvoering en beheersing, inclusief de afdoening van de op 30 september 2013 aangenomen motie.
In elk voor- en najaar wordt gerapporteerd, als onderdeel van de reguliere cyclus en bij de jaarrekening wordt aparte aandacht besteed bij de accountantscontrole. Voor de laatste voortgang wordt verwezen naar de voortgangsrapportage projecten.

C: Vervangingsinvesteringen
Vanwege (economische) veroudering, slijtage worden jaarlijks vervangingsinvesteringen gedaan om bijvoorbeeld de veiligheid, de bedrijfsvoering etc. te waarborgen. Een deel van de vervangingsinvesteringen loopt via de daarvoor ingestelde onderhoudsreserves, voor het andere deel worden investeringskredieten aangevraagd, waarvan de lasten gedekt zijn uit de jaarlijks te ramen vervangingsbudgetten. De vervangingsinvesteringen hebben in hoofdzaak betrekking op het beheer in de openbare ruimte, onderwijshuisvesting en de bedrijfsvoering.

De vervangingsinvesteringen maken onderdeel uit van de lopende projecten en zijn integraal onder onderdeel B opgenomen

Stadsontwikkelfonds
Omdat wij de samenleving uitnodigen om de stad op een toekomstbestendige manier te (helpen)ontwikkelen is in het coalitieakkoord de werking van het bestaande stadsontwikkelfonds verruimd. Met het fonds wordt beoogd een financiële bijdrage te leveren aan grote en kleine initiatieven die samen de stad tot bloei brengen. Daarmee creëren we een hefboom voor investeringen van onze partners.
Doelstelling van het fonds is het (tussentijds) mogelijk maken van initiatieven en projecten die een bijdrage leveren aan de sociale, economische en/of fysieke ontwikkeling van (delen van) de stad. Het stadsontwikkelfonds bevat ongeoormerkte middelen, opdat gedurende het gehele jaar besluiten door de raad kunnen worden genomen, waardoor flexibel kan worden ingespeeld op kansen die zich voordoen.
De verwachting is dat de diversiteit aan initiatieven groot zal zijn. Als richtlijn om middelen beschikbaar te stellen gelden de volgende criteria:

  • Het initiatief op sociaal, economisch en/of  fysiek gebied dient de ontwikkeling van de stad en past binnen de gemeentelijke ambities zoals neergelegd in de vier agenda’s van het coalitieakkoord.
  • Het initiatief levert rendement op voor een groot deel van de stad
  • Het initiatief kan verdere ontwikkelingen in de stad aanjagen.
  • Het initiatief is binnen een jaar uitvoerbaar.  
  • De financiële bijdrage van de gemeente aan het initiatief bedraagt in principe  maximaal 50% van het totaal (inclusief gemeentelijke uitvoeringskosten). Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de initiatiefnemer het grootste deel van de kosten voor zijn/haar rekening neemt. Het college kan gelet op het belang van een initiatief voorstellen doen om van dit percentage af te wijken.
  • Het betreft investeringsprojecten die met cofinanciering van mede overheden (doorgaans provincie en eu )  gerealiseerd kunnen worden en passen binnen de ambities van Zwolle.

Opdat ook kleine initiatieven, waarvan de gemeentelijke bijdrage kleiner is dan € 15.000 gehonoreerd kunnen worden, zonderen we een deel van het Stadsontwikkelfonds af ter waarde van € 150.000. Tevens stemmen wij de bestedingen af met het budget burgercontacten in het kader van initiatiefrijk Zwolle.
Bij de PPN worden potentiële projecten zoveel mogelijk aangegeven. Er is geen sprake van voorbeslag. Om kansen die zich voordoen te kunnen benutten, kan het college ook tussentijds voorstellen aan de raad doen, waarbij dekking via het Stadsontwikkelfonds plaats vindt.

Stadsontwikkelfonds

Stand per 31-12-2016

€ 3.224.000

Toevoegingen obv eerdere besluitvorming:

  • PPN 2017-2020

4.550.000

  • Terug storting project Shellterrein/Hornbach

250.000

  • Correctie met reserve stadsuitleg

150.000

Geoormerkte gelden o.b.v. raads-/collegebesluiten:

  • Zwolse Hermen

-/- 15.000

  • Versnelling sociale woningbouw

-/- 1.119.000

  • Restantmiddelen voor kleine initiatieven

-/- 106.000

Totaal vrije ruimte in stadsontwikkelfonds

€ 6.934.000

Bij de PPN 2018-2021 wordt voorgesteld het stadsontwikkelfonds aan te vullen tot € 10 mln.

Wet HOF en EMU-saldo

Het aandeel van de decentrale overheden in het EMU-saldo is macro genormeerd. De rijksoverheid
maakt daarover afspraken met het IPO, de VNG en de UvW. Op 28 september 2016 heeft het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen (Bofv) plaatsgevonden met het kabinet en de vertegenwoordigers van de decentrale overheden. Er is afgesproken de EMU-tekortnorm voor 2017 vast te stellen op –0,3 % van het bruto binnenlands product (bbp). Deze norm is in lijn met het Financieel akkoord 2013-2017 dat eerder gesloten is tussen kabinet en decentrale overheden.
Er is tevens afgesproken om het overeengekomen collectieve aandeel van de decentrale overheden
voor het EMU-saldo niet verder uit te splitsen naar gemeenten, provincies en waterschappen. Dit
heeft tot gevolg dat ook voor 2017 geen EMU-referentiewaarde per individuele decentrale overheid
wordt vastgesteld.

Individuele gemeenten worden er niet op aangesproken indien sprake is van een meer dan gemiddeld EMU-tekort, wel zijn de gemeenten verplicht een berekening van het tekort in de jaarstukken op te nemen. Voor Zwolle ziet het EMU-saldo er over de jaren 2014 t/m 2016 als volgt uit:

EMU – saldo Zwolle

2014

2015

2016

EMU-tekort / overschot

18

-16

2

Zetten we deze uitkomsten af tegen de in 2015 door het rijk verstrekte indicatieve referentiewaarde EMU-tekort voor Zwolle van - € 17 mln. dan constateren we Zwolle binnen de indicatieve referentiewaarde blijft. Maar ook dat sprake is van een grillig verloop dat grotendeels samenhangt met incidentele ontwikkelingen zoals verkoop aandelen of grondverkopen.